De doublet reeks Deel 1: Strafdoublet en Informatie doublet


Strafdoublet
Bij een strafdoublet geef je aan, dat de tegenpartij dit contract niet zal halen en down zal gaan en je zelf niet meer punten kan verdienen door zelf te bieden. Dat betekent meteen, dat je de puntentelling globaal in je hoofd moet hebben.
Gedoubleerd 1 down is 100 of 200 punten (afhankelijk van de kwetsbaarheid), 2 down is 300 c.q. 500, 3 down is 500 c.q. 800, 4 down is 800 c.q. 1100 en vervolgens 300 punten per slag meer down.
Dat vergelijk je natuurlijk met een mogelijke score die je zelf kunt halen: manche is 400 of 600 punten (afhankelijk van de kwetsbaarheid), klein slem is 900 c.q. 1400 punten en groot slem is 1400 c.q. 2200.
Het is dus soms best aantrekkelijk iemand kwetsbaar 2 down te spelen (500) dan zelf niet kwetsbaar een manche te halen (400).
Als het contract gedoubleerd gehaald wordt, krijgt de spelende partij een bonus.
Bij 2♥ , 2♠ , 2SA, 3♣ en 3♦ heeft dat tot gevolg, dat de manche premie wordt verdiend (extra 200 of 400 punten). Vandaar dat het vaak relatief gevaarlijk is om een deelscore voor straf te doubleren.
Om toch iets nuttigs met dat doublet kaartje te doen, werden de informatieve doubletten uitgevonden.
We beginnen met de meest bekende:

Informatie doublet

Meest bekend en ook meest niet-begrepen. De basis betekenis is: Partner, ik heb geen 5-kaart om een volgbod te doen, maar ik heb wel een opening en ik heb tolerantie in de andere kleuren dan de kleur van de openaar.
Partner past daar normaal gesproken niet op (hij past wel als hij een 6+ kaart heeft in de openingskleur en maakt er zodoende een strafdoublet van) en biedt zijn beste kleur. Dat doet hij ook met 0 punten!
Om te voorkomen, dat de doubleerder past met een sterke partner of, andersom, door biedt met een heel zwakke partner, is er een schema van antwoorden van de partner om zijn kracht direct aan te geven:
Bod in een kleur, zonder sprong: 0-8 punten (dus 1♠ -dbl-pas-2♣ belooft 0-8 punten)
Bod in een kleur, met sprong: 9-11 punten (kan dus een vierkaart zijn!!)
1SA: 6-9 punten
2SA: 10-11 punten
Bod in de kleur van de tegenpartij: 12+ punten
Het 1SA c.q. 2SA bod geeft naast de punten ook aan, dat de kleur van de tegenpartij jouw beste kleur is.
Alleen op het bod in een kleur van de tegenpartij mag de doubleerder niet passen.
Op elk ander bod dus wel. Dat betekent, dat je direct een keuze moet maken wat je zelf liever ziet.
Bij twee vierkaarten, zal je een voorkeur hebben voor een hoge kleur. Bied die dus eerst, want dat betaalt beter. De regel "laagste vierkaart eerst" gaat hier dus niet op
. Partner weet nu waar hij aan toe is en zal bij een minimaal bod en zelf 12-15 punten normaal gesproken passen. Alleen als het antwoord op het doublet SA is, mag partner met 12-15 punten een eigen voorkeur bieden.
Reden is, dat hij liever een "eigen" kleur speelt en SA niet vertrouwt. De antwoorder past hier dan weer op.
Als de doubleerder na een minimaal bod van zijn partner een eigen kleur biedt, dan betekent dat, dat hij te sterk was voor een normaal volgbod (16+ punten en een vijfkaart).
Als de doubleerder na een minimaal bod van zijn partner SA biedt, was hij te sterk voor een direct SA volgbod (18+ punten).
Hier is dus sprake van een sterk informatiedoublet. Het is maar een volgbod
Consequentie is dus, dat met een vijfkaart tot 15 punten een volgbod wordt gegeven. De redenering "ach, het is maar een volgbod" gaat dus lang niet altijd op, want een volgbod ontkent geen opening kan dus van 6 tot en met 15 punten beloven.
Een volgbod wordt gedaan op slagen, een doublet eerder op punten. Als je altijd, met elke opening, doubleert, sluit je de mogelijkheid van het sterke informatiedoublet uit. Doublet belooft een vierkaart in de hoogste on geboden kleur
Dit is een afspraak die ook gehanteerd wordt. De bedoeling is, dat je na een doublet geen (eigen) hoge kleur meer biedt, want dat belooft kracht.
Als je partner echter eerst de hoge kleur biedt (als antwoord op het doublet) is meestal het probleem opgelost en is deze vereiste niet meer van toepassing.

Volgende keer deel 2: het competitieve doublet.

* Hieronder treffen jullie een stuk aan van Sietze van der Honing.


"De Gezelligheidsclub."

Bij onze bridgeclub wordt weinig tot niets gedaan met de spelregels uit het spelregelboekje. Vaak worden vergrijpen tegen de spelregels onderling geregeld.

Het motto is dan: we spelen voor de gezelligheid. Onrechtmatige handelingen worden niet door een arbiter afgehandeld, maar de spelers kiezen zelf wel een oplossing.
Enkele voorbeelden uit de praktijk en hoe dat dan vaak onderling wordt opgelost zijn:

* Voor de beurt uitkomen: neem die kaart maar terug en laat je partner uitkomen!
* Een onvoldoende bod: doe maar een voldoende bod, en passen mag ook.
* Een verzaking: doe dan nu (een paar slagen later, als het gemerkt wordt) die kaart er maar bij.


Ook komt het voor maar nog niet bij ons, geloof ik, dat de spelers zelf met de spelregels aan de slag gaan. Een klassiek voorbeeld is dat men bij een verzaking zegt: dat kost je 2 strafslagen. En de niet zo geroutineerde bridgers denken dat dit wel zal kloppen en accepteren het.

Als ze later informeren bij de arbiter of dit klopt en krijgen dan te horen dat dit niet juist hoeft te zijn. Het hangt er helemaal van af of de verzaking invloed heeft gehad op het resultaat van het spel en soms is er helemaal geen correctie nodig. Zouden zij zich dan niet bedonderd voelen?

De bedoeling van arbitrage is het herstellen van onregelmatigheden en niet om te straffen. Voorop staat dat de niet overtredende partij geen nadeel van de overtreding mag hebben. Als de tegenpartij verzaakt en daardoor maak jij 2 slagen minder, dan is het toch logisch dat er een score wordt vastgesteld waardoor jij krijgt waar je recht op hebt. Niet meer, maar zeker ook niet minder.

Als de tegenstanders voor hun plezier spelen en dat mogen we toch wel aannemen, dan zullen ze vast geen voordeel uit hun onrechtmatige handeling willen halen. Om dat op een correcte manier af te handelen nodigt men de arbiter uit te zijn oordeel te geven en deze doet dat uiteraard volgens de officiële internationale spelregels.

Zijn oordeel kan er overigens ook zijn dat de spelers gewoon door moeten te spelen en na afloop bekijkt de arbiter dan of er een rechtzetting (aanpassing van de score) moet plaatsvinden. De arbiter zorgt dus voor een rechtzetting en wordt daarom ook altijd vriendelijk uitgenodigd om te komen.

Iedere speler mag de arbiter uitnodigen maar let op: de dummy is geen speler. Net zo min als de dummy zich met het spel mag bemoeien (dus niet met het vingertje naar een kaart wijzen, niet goedkeurend of afkeurend knikken etc.) mag deze tijdens het spelen om arbitrage vragen. Maar na afloop van het spel is hij of zij geen dummy meer is en mag dan wel om arbitrage vragen.

Zodra de arbiter er is zal deze vragen wie hem heeft laten komen. Deze speler krijgt als eerste de kans om (ongestoord door de andere spelers!) zijn visie op de gebeurtenis te geven.

Vervolgens krijgen de anderen die mogelijkheid. Zodra precies is vastgesteld wat er aan de hand is of was.

Bijgaand treffen jullie een stuk aan van Evert ten Napel Bieding voor de beurt Het komt nogal eens voor dat een speler voor zijn beurt een bieding doet. Bijvoorbeeld Zuid moet bieden en Oost, Noord of West legt een biedingkaartje neer.

Hoe lossen we dat op?
Om te beginnen geldt de regel dat de linker tegenstander van de bieder (in ons voorbeeld Zuid) de bieding voor de beurt mag accepteren. Hij kan dat doen door dit te melden: “Ik vind het goed” of iets dergelijks of door zelf een kaartje te leggen.

Door zelf een kaartje te leggen heeft hij/zij de bieding voor de beurt `de facto’ geaccepteerd. Dit geldt dus ook als de linker tegenstander per ongeluk een kaartje heeft gelegd en pas daarna ontdekt dat er een bieding voor de beurt heeft plaatsgevonden.

Als er eenmaal (uitgesproken of ‘de facto’) geaccepteerd is, vindt er geen enkele rechtzetting plaats en gaat de bieding verder gewoon door. Heel anders wordt het wanneer de bieding voor de beurt niet geaccepteerd wordt.

Er zijn dan veel verschillende mogelijkheden die niet allemaal in het kader van een artikel op één A4-tje behandeld kunnen worden. Zo is er nogal een verschil tussen een pas voor de beurt en een bod voor de beurt (NB: een pas is NIET een bod, het is WEL een bieding ).

We beginnen met een pas voor de beurt. We moeten dan ten eerste onderscheiden of er al een bod was gedaan of nog niet. Is er nog geen bod gedaan dan moet de overtreder passen bij zijn eerste beurt om te bieden. Is er al wel een bod gedaan door een van de spelers dan hangt het er ten tweede van af wie er wel had moeten bieden.

Was de rechter tegenstander aan de beurt dan moet de overtreder passen bij zijn eerstvolgende beurt om te bieden. Was de partner aan de beurt om te bieden dan moet de overtreder gedurende de hele biedronde passen.

Ook bij een bod voor de beurt is het belangrijk te onderscheiden wie er wel had moeten bieden. Was dit de rechter tegenstander en past deze, dan moet de overtreder het bod herhalen en is er geen rechtzetting.

Als die tegenstander een bod doet of doubleert mag de overtreder elke reglementaire bieding doen. Herhaalt hij de speelsoort van zijn eerdere bod, dan moet de partner van de overtreder één maal passen.

Herhaalt hij de speelsoort niet, dan moet de partner in deze hele biedronde passen Was de partner of de linker tegenstander van de overtreder aan de beurt om te bieden dan moet de partner van de overtreder verder passen. Ook kunnen voorspeelbeperkingen van toepassing zijn.

D.w.z. dat wanneer het bieden is afgelopen en het spelen is begonnen, de leider van de overtreder of diens partner kan eisen een door de overtreder genoemde kleur voor te spelen of kan verbieden die kleur voor te spelen.

Het gaat uiteraard veel te ver om hier verder op in te gaan. Naast bovengenoemde biedingen voor de beurt bestaat dan tenslotte nog de mogelijkheid om voor de beurt te (re-)doubleren.

We gaan ook hier verder niet op in. Ik hoop met het bovenstaande duidelijk te hebben gemaakt dat een bieding voor de beurt aan tafel door de spelers zelf niet simpel is op te lossen. Ook voor deze overtreding geldt dat het verstandig is de arbiter te ontbieden, als niet de linker tegenstander de bieding voor de beurt heeft geaccepteerd. Evert